Goethiet, Grube Clara wolfach, Duitsland |
Hoe zit het nu werkelijk? Dr. ir. R.M. Schmitz, verbonden aan de universiteit van Luik, lijkt uitsluitsel te geven aan het raadsel in zijn artikel 'Goethe en Goethiet'. In 1805 vindt Johann Daniel Engels, mijningenieur te Siegen een mineraal waarvan hij denkt dat het nieuw is. Het mineraal is volgens Schmitz echter in de 17e eeuw al bekend als Rubinglimmer, een variant van Nadeleisenerz.
Met zijn kennis Heinrich Adolph Achenbach, een pastoor en in zijn vrije tijd aardwetenschapper besluit Engels het mineraal Goethiet te noemen ter ere van de grote dichter. De Duitse Minerialienatlas geeft aan dat de naamgeving heeft plaatsgevonden op 6 februari 1806. Engels en Achenbach waren beiden erelid van de 'Mineralogischen Gesellshaft' van Lenz te Jena. Lenz nam de naam over van de twee heren in zijn catalogus uit 1806. De 19e eeuwse catalogi van Lenz hadden dermate veel invloed dat Lenz heden ten dage nog foutief als naamgever voor Goethiet wordt genoemd. Maar daarmee is het verhaal nog niet uit....
Vanuit historisch perspectief is het verhaal fascinerend. Het is 1806, de tijd is net zo spannend als in 1939 voor de Duitse invallen, alleen staat nu Napoleon voor de deur om binnen te vallen, mobilisaties waren aanstaande. In Jena wordt nog druk onderzoek gedaan naar mineralen en botanie. Een paar maanden later vindt de verschrikkelijke slag bij Jena plaats waar ontelbaren de dood vinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten